Beluister hier onze wekelijkse podcast van Radio Moddergat

Uni Wageningen schetst Arnhem over 100 jaar

Waarom toekomstvoorspellingen nooit uitkomen, ook deze niet

God schiep de aarde, de Nederlanders schiepen Nederland. De maakbaarheidsgedachte is sterk in ons land, dat al tientallen keren op de schop is gegaan, telkens weer volgens andere idealen en principes. De Universiteit van Wageningen symboliseert deze maakbaarheidscult tot in het extreme en schetst hoe een middelgrote stad als Arnhem er over 100 jaar uitziet. Een overtreffende trap van De Grote Verbouwing van Nederland waar we nu getuige van zijn.

Foto: Arnhem Centraal Station (EZAZ)

Maar weinig voorspellingen komen uit

Wim Kan, een gevierde cabaretier uit 1970-er jaren, zei in 1979: “Voorspellen is moeilijk vooral als het de toekomst betreft.”
En zo is het. Nederlanders zijn plannenmakers en knutselen graag aan hun land. Vaak gedreven door commerciële belangen, soms ook gedreven door idealistische vergezichten. Er is ook nog een andere drijfveer om plannen te maken voor de toekomst: vermeende technologische en klimatologische ontwikkelingen.

Elk te maken plan, elke toekomstvisie, zoals in dit geval over de toekomst van een middelgrote stad, is gebaseerd op aannames over welke ontwikkelingen zich in de toekomst zullen voordoen. In het verleden zijn nogal wat voorspellingen gedaan die niet zijn uitgekomen, voorspellingen waarbij je bij teruglezen, niet kunt geloven dat ze ooit zij gedaan. In de maalstroom aan nieuwe voorspellingen, optimistische of pessimistische, vergeten we al die voorspellingen die nooit realiteit zijn geworden.

Zo werd bij de introductie van de mobiele telefoon voorspeld, op basis van gesprekken met ‘mensen op straat’, dat daar geen belangstelling voor was. Wie wilde de hele dag een telefoon bij zich dragen en waarom? Toen de mobiele telefoon toch hier en daar opdook, vooral bij zakelijke gebruikers, zeiden mensen niet de hele dag bereikbaar te willen zijn.
We weten hoe het is afgelopen: wie zijn smartphone vergeet, voelt zich onthand en keert het liefst om om het kleinood alsnog van thuis op te halen. Inmiddels dragen sommigen al hun telefoon om de pols. Vooral de iPhone moest het bij de start ontgelden. Volgens topman Steve Ballmer van Microsoft was er geen markt voor de iPhone. Android zou het helemaal maken. Hij deed de uitspraak in april 2007.

Zelfs de personal computer zou geen kans maken. Voor bedrijven kon het te weinig ten opzichte van een mainframe (een grote centrale computer) en voor thuis was het nergens nuttig voor. Zo zei Ken Olson van Digital Equipment Corp. in 1977: “Er is geen reden dat iemand een computer in zijn huis zou willen hebben.”

In 1924 voorspelde Eddie Rickenbacker dat over 20 jaar de eerste vliegende auto het luchtruim zou kiezen. Pas sinds enkele jaren zijn er eerste modellen op de markt, 100 jaar na de voorspelling. Gemeengoed is het zeker niet geworden.
Een wat te denken van deze: “Over vijf jaar denk ik dat er geen reden meer is om een tablet te hebben. Tablets zelf zijn geen goed businessmodel.” Dit meende Thorsten Heins, topman van BlackBerry in 2013.

Belangrijke les is dat voorspellingen hun basis vinden in wensdenken (concurrentie tussen bedrijven, eigen belang), huidige ontwikkelingen tot in het extreme doortrekken (extrapoleren) of gewoon natte vingerwerk (de expert uithangen).

Ook de door Paul Ehrlich, een vooraanstaand bioloog aan de universiteit van Stanford, in 1967 gedane voorspelling dat er in 1975 een wereldwijde ernstige hongersnood zou optreden is niet uitgekomen. Het aantal mensen dat eerder te veel eet dan te weinig is dagelijks op straat waar te nemen. Twee jaar na deze voorspelling zag hij de wereld opgaan in een ‘wolk blauwe stoom’ als gevolg van de milieuvervuiling.

Ook bij klimaatvoorspellingen komt het meeste niet uit

Vooral met betrekking tot het klimaat is de graad van niet uitgekomen voorspellingen hoog. De door velen gerespecteerde New York Times kopte in 1978: “Geen einde in zicht van de 30-jarige verkoelingstrend”. Reden was dat de luchtvervuiling zo heftig zou zijn, dat de zon steeds minder zichtbaar zou zijn waardoor de aarde zou afkoelen. In een documentaire in 1979 voorspelde Leonard Nimoy dat “arctische kou en eeuwige sneeuw” de bewoonde wereld zou veranderen “in een poolwoestijn in de tijd van onze kleinkinderen.”

In 1987 werd freongas verboden. Een gas dat de drager was van geurtjes in spuitbussen. Het zou de oorzaak zijn van het ‘gat in de ozonlaag’. Dat gat bleek te bestaan, maar de link met freon bleek onzin: het gat is sinds het verbod in 1987 gelijk gebleven. De oorzaak moet dus ergens anders liggen, waarbij veel alarmisten een natuurlijke oorzaak per definitie uitsluiten. Zie hier de parallel met de vermeende opwarming die aan CO2 wordt toegeschreven. Triljarden geeft de wereld uit om die zogeheten opwarming te stoppen, daarbij ook weer uitsluitend dat het een onderdeel kan zijn van een complex stelsel van klimaatcycli.

In 1989 voorspelden de Verenigde Naties dat de zeespiegelstijging hele landen in zee zou doen verdwijnen, tenzij de opwarming van de aarde zou worden gestopt vóór het jaar 2000. Het paradijselijke Malediven zou verzwolgen worden. Inmiddels strijken meer dan 1 miljoen toeristen per jaar neer en is de bevolking gegroeid tot 400.000. Er is geen enkele aanwijzing dat de Malediven land aan de zee prijsgeeft.

We kunnen nog wel even doorgaan. Rond de millenniumwisseling zouden kinderen geen sneeuw meer te zien krijgen en zou volgens klimaatgoeroe Al Gore rond 2013 de Noordpool ijsvrij zijn.

Het klimaat verandert, maar vaak anders en veel trager dan voorspeld. En bovendien is de verandering niet over de hele wereld gelijk. Klimaatalarmisme als ontwerpbasis gebruiken voor toekomstige ruimtelijke planning lijkt geen verstandig idee. En toch gebeurt het.

De toekomst is vandaag in het kwadraat

Vrijwel elke toekomstvoorspelling kan niet over de ontwikkelingen van het heden springen. Ze verlengen, versterken wat men nu waarneemt. Men kiest actuele ontwikkelingen waarvan men inschat dat die zich ook in de nabije, of in dit geval van het WUR-rapport, zelfs verre toekomst zullen doorzetten, versterken of versnellen. Bij die keuze zit ook wensdenken, wat vinden de voorspellers dat de toekomst moet inhouden.

Het hier te beschrijven rapport van de Universiteit Wageningen is een goed voorbeeld van bovenstaande. Voor een goede voorspelling of toekomstschets is het noodzakelijk dat de basisaannames bruikbaar zijn voor extrapolatie. Daarbij moet wensdenken, ideologische gezichtspunten of cherry picking achterwege blijven.

Om de onzekerheidsfactor een beetje te maskeren werken veel voorspellers ook met scenario’s waarbij de toekomst zich binnen die bandbreedte zou moeten afspelen.

Naarmate de voorspellingshorizon verder in de toekomst ligt, worden de onnauwkeurigheden groter. Zeker als je een tijdspanne van 100 jaar neemt, zoals in het hier besproken rapport, helpen zelfs scenario’s niet om nog een valide dan wel geloofwaardige toekomstplaatje te schetsen. Toch menen de WUR-onderzoekers dat te kunnen.

We lopen het toekomstplaatje van de stad Arnhem door.

De zes kernpunten voor Arnhem

De onderzoekers kozen Arnhem als modelstad voor hun toekomstbespiegelingen. De reden is dat Arnhem “op de grens ligt van twee Nederlandse landschapstypen: de hogere zandgronden en het rivierengebied. Ofwel, op de grens van de Veluwe en de Rijn. Deze casus is een voorbeeld voor andere steden in dit soort landschappen.
De ontwerpvoorstellen voor de hooggelegen gebieden kun je bijvoorbeeld ook toepassen op delen van Nijmegen, Apeldoorn of Bergen op Zoom. De voorstellen voor de laaggelegen gebieden zijn ook toepasbaar op steden in Noord- en Zuid-Holland.”

Eén ding is zeker: in zo’n stad is het heerlijk wonen, verzekeren ons de onderzoekers. Over 100 jaar, wel te verstaan.

De onderzoekers noemen zes kernpunten:

  1. We hebben meer huizen nodig! Er komen woontorens op de Veluwe en oude dorpskernen liggen achter brede nieuwe dijken. En het dorp van de toekomst? Dat is een drijvend dorp.
  2. Rijwegen zijn smaller, auto’s rijden zelf. Delen van de stad zijn autovrij. Shop je online een nieuwe outfit, dan wordt die bezorgd per drone.
  3. Zomers zijn heet in de stad! Speciaal aangelegde ‘windbanen’ voeren frisse lucht aan. Om de straten koel te houden, is veel asfalt vervangen door groen.
  4. Nieuwe meren op de Veluwe vormen een ‘batterij’ van duurzame energie. Op het hoge plateau ten noorden van de stad ligt een groot windturbinepark.
  5. Arnhem en Nijmegen omarmen de Rijn en de Waal. De twee rivieren delen één stroomgebied, met genoeg ruimte om te overstromen.
  6. Edelherten leven niet meer alleen op de Veluwe, maar ook in het rivierengebied. Ze hebben één aaneengesloten leefgebied gekregen.

Accentuering: door redactie

“We hebben meer huizen nodig”

Als er één ‘voorspelling’ al sinds de naoorlogse wederopbouw opgeld doet is het wel de vaststelling dat er meer huizen nodig zijn. Nederland kent al decennia lang een kwantitatieve en kwalitatieve woningnood. Daarvoor zijn meerdere oorzaken. De gezinssamenstelling onder de autochtone bevolking is drastisch veranderd. In de grote steden woont inmiddels 50% van de mensen alleen. Meestal nog in een woning die voor een gezin werd ontworpen.

Ook de snelle groei van het aantal inwoners is oorzaak van het voortdurende tekort aan passende woningen. Deze groei is vrijwel uitsluitend aan immigratie toe te schrijven, de autochtone bevolking neemt al jaren af.

De opgeklopte stikstofcrisis remt het bouwen van nieuwe woningen, ook al wordt er links en rechts toch flink gebouwd.

De voorspelling dat er meer woningen nodig zijn is dus geen voorspelling, het is een al decennia voortslepend probleem. We spreken hier over een voorspellingshorizon van 100 jaar (!). Wie zegt dat de immigratie zo door blijft gaan? De vergrijzing zal tot nog snellere afname van de autochtone bevolking leiden. En wie zegt dat mensen over zeg twee decennia niet toch liever weer samen door het leven willen gaan?

Het schetsen van een beeld als zouden er ‘woontorens’ op de Veluwe nodig zijn, is luchtfietserij, gebaseerd op drijfzand. Woontorens zouden van hout worden gebouwd. Een deels al achterhaald concept. Hout zou CO2 opnemen, is het verhaal. Dat doet het zeker, als hout de vorm heeft van een levende boom. Deze kappen en verwerken in een torenflat, heeft weinig met CO2 te maken, als CO2 al een probleem is, en zeker over 100 jaar.

Het dorp van de toekomst is een ‘drijvend dorp’ stellen de onderzoekers. Dat zou te maken hebben met het stijgende zeewater waardoor delen van Nederland onder water komen te staan. Woonwijken komen op ‘superterpen’, waar ook ‘hightech-voedselproductie’ wordt bedreven. Dat laatste herkennen we: de boeren worden met allerlei middelen tot stoppen gedwongen ten gunste van de grote voedselfabrikanten. ‘Hightech’ noemen de onderzoekers dat. Dat is geen melk of vlees van de koe, geen kaas van de melk en geen ei van een kip. De burger wordt ondertussen met de zogenaamde ‘eiwittransitie’ aangezet geen vlees meer te eten en veel producten te accepteren waarin insecten zijn verwerkt.

“Een aantal historische dorpskernen ten zuiden van Arnhem blijven bewaard. Ze liggen eigenlijk te laag, maar worden beschermd door nieuwe superbrede dijken.” Ook zouden er ‘drijvende dorpen’ ontstaan. Aan deze ‘voorspellingen’ ligt de onhoudbare stelling ten grondslag dat de zeespiegel zoveel gaat stijgen dat zelfs dorpen in Gelderland beschermd moeten worden door ‘superbrede’ dijken. Dat is overigens allesbehalve prettig wonen, ingesloten door groene muren van rijkswaterstaat.

“Shop je online een nieuwe outfit, bezorgd door een drone”

Tijdens de mensonterende en onwettige lockdowns en avondklok in de coronaperiode konden we al kennismaken met ‘shoppen online’. Het was uit nood. Het hielp vooral de grote concerns en benadeelde het midden- en kleinbedrijf.
Ofschoon er zeker enig gemak van uit gaat om een pakketje thuis bezorg te krijgen, impliceert het een ongekende sociale armoede. Wie nu op een zaterdag door de binnensteden loopt valt op hoe druk het er (weer) is.

De technocratische onderzoekers zien shoppen als het aanschaffen van een product. Kopen als een transactie. Winkelen, of ‘shoppen’, is echter een sociale activiteit van ontmoeting, flaneren, zien en gezien worden, ontmoeten en neerstrijken op een terrasje. Ook de wensgedachte dat drones straks onze nieuwe paar schoenen op de stoep zetten, getuigt van een chronisch gebrek aan inzicht in menselijke behoeften als contact en de tijd in ‘de stad’ verwijlen. Nog los van de problemen als links en rechts de drones je om de oren vliegen.

“De rijwegen zijn smaller en delen van de stad zijn autovrij”. Hier zullen geïnformeerde lezers de ’15-minutenstad’ herkennen. Ook tijdens corona dwong de overheid de burger thuis te blijven. Toen vanwege een virus. Premier Rutte deed zijn uitspraak “blijf thuis!” en onderweg dezelfde tekst op de matrixborden boven de weg. De files tijdens de avondklok, bijvoorbeeld op de A4, zeiden genoeg.
Een mens wil de vrijheid hebben om te gaan en staan waar en wanneer hij dat wil. Natuurlijk is het prettig als delen van woonwijken autoluw en soms zelfs autovrij zijn. Maar het afknijpen van wegen, zal tot grote chaos leiden. De auto zal nog heel lang het belangrijkste vervoermiddel op de middellange afstand blijven. Ideologisch wensdenken zal hieraan weinig veranderen.

Uit ‘De stad in 2120’: drones i.p.v. auto’s.

Windbanen tegen de hete stad

Het staat er echt: de steden ‘verhitten’ en ‘windbanen’ kunnen helpen om af te koelen. Niet uitgelegd wordt wat ‘windbanen’ zijn en hoe dat werkt. Al wordt later in de tekst gesproken van ‘ventilatiecorridors’. “Nieuwe woonwijken zijn zo vormgegeven, dat van oost naar west ‘ventilatiecorridors’ ontstaan. Deze ‘corridors’ leiden het frisse briesje de wijken in. Door hoogteverschillen vormen de beken veel kleine watervalletjes. Ook het opspattende water verkoelt de lucht.”

Wie wel eens bij een lichte wind tussen hoge flats heeft gewandeld, zou mogelijk in zo’n ‘windbaan’ hebben gelopen. In de huidige stedenbouw worden deze plekken als ’tochtplekken’ beschouwd, veelal in de schaduw van hoogbouw. Meestal geen aangename plekken. Samengedrukte wind door hoogbouw is zeker geen plezier, maar iets wat stedenbouwkundigen -voor zover mogelijk- willen voorkomen.

Volgens het rapport moeten nieuwe woonwijken dus zo zijn vormgegeven, dat van oost naar west ‘ventilatiecorridors’ ontstaan. Wie zich nog even een winterdag voor de geest haalt, hekelt de snijdende oostenwind. Een ‘windbaan’ in oost-westrichting zou in de zomer voor verkoeling moeten zorgen, in de winter een te vermijden deel van de wijk.

Nederland telt amper 10-20 echt warme of hete dagen per jaar. “In de zomer van 2020 werd in De Bilt op acht opeenvolgende dagen meer dan 30 graden gemeten. Nog nooit eerder sinds het begin van de metingen telde De Bilt zoveel tropische dagen achter elkaar. Het record stamde uit 1975 en 1941, beide jaren telden 6 tropische dagen op rij. In het zuiden werd in de zomer van 1976 maar liefst vijftien opeenvolgende dagen meer dan 30 graden gemeten”, schrijft het KNMI.
De rest van het jaar zijn dagen die Nederlanders als ‘fris en onaangenaam’ beschouwen of het kleinere aantal dagen met tussen 20-30 graden die als ‘heerlijk zomerse dagen’ de boeken in gaan. Het zijn deze dagen dat je geen ‘windbanen’ wilt. Het waait zonder ‘windbanen’ al genoeg in Nederland.

“Asfalt houdt veel warmte vast. Daarom hebben we het zo veel mogelijk verwijderd uit de stad. Doordat vrijwel alle parkeerplekken weg zijn, kunnen kinderen op straat spelen in het groen”, schrijven de opstellers. Ook hier een verwijzing naar het veel bekritiseerde en onhaalbare concept van de ’15-minutenstad’.

Asfalt vervangen door groen is een ‘oplossing’ voor wat ‘hittestress’ wordt genoemd. Misschien wordt bedoeld, verstening vervangen door groen, want asfalt wordt vrijwel uitsluitend voor wegen gebruikt. Wie asfalt voor groen verruilt, ziet het verkeer voortaan over gras rijden. Groen is hoe dan ook plezierig in een stad, al wordt wel eens vergeten dat groen moet worden onderhouden. Zeker in drukke delen van een stad, is groen vaak een verzamelplaats van zwerfvuil. Ook moeten struiken en bomen periodiek worden gesnoeid. Als dat professioneel gebeurt, is dat betaald werk en dus kosten.
Groen moet je zeker doen, maar ook hier geldt, met beleid en verstand.

Meren als ‘batterijen’ en windturbines op de Veluwe

Het voorstellen van windturbineparken is alles behalve een voorspelling. Het is al jaren realiteit en voor steeds meer bewoners een nachtmerrie. Volgens de bedenkers van dit toekomstplan “ligt op het hoge plateau ten noorden van de stad een groot windturbinepark.” Wie ook maar langer dan een minuut naar de kaart gekeken heeft ziet dat ten noorden van Arnhem het Rozendaalse Veld ligt. Een gebied dat ook al door defensie als bommen-explosie terrein wordt geclaimd, maar nu ook voor de bouw van een ‘groot windturbinepark’.

Het terrein is een uitgestrekt natuurgebied, ‘beschermd’ als Natura2000-gebied. Daar een ‘groot windturbinepark’ bouwen getuigt niet alleen van weinig realiteitszin, maar ook van een minachting van natuurwaarden en voor het leven van dieren zoals het edelhert, het wilde zwijn en de zo gekoesterde wolf. Daarmee de kleine dieren voor het gemak even buiten beschouwen latend.

Een ander idee is ‘Meren als batterijen’. Bedoeld wordt opslag van water dat bij wind- en zonarme uren als waterkrachtcentrale kan dienen. Dit is niet het plasje wat je hier en daar op de Veluwe tegenkomt. Als het al kan, de hoogteverschillen zijn minimaal, spreken we hier over grote betonnen bekkens in het landschap. Uitvoering van dit idee is nog schadelijker dan de plannen van defensie om te oefenen met explosieven.

Maar belangrijker is dat het blijft uitgaan van de sterk betwijfelde aanname dat we CO2-emissie als levensbedreigend moeten beschouwen en daarvoor zelfs CO2-opnemende natuur moeten opofferen.

Uit ‘De stad in 2120’: windturbines en de wolf (bescheiden in het midden)

Arnhem en Nijmegen omarmen de Rijn en de Waal

Het klinkt poëtisch ‘omarmen’. Maar bedoeld wordt het (nog) meer ruimte geven aan het wassende water. Ook hier weer de discutabele aanname van het steeds meer stijgende water ten gevolge van toenemende regenval. Dat laatste mag dan kloppen, de regenval in Nederland is in de afgelopen 100 jaar gestegen van gemiddeld 700 mm tot 1.000 mm per jaar, maar hoe is dat over 100 jaar? Niemand die het weet. Trends worden altijd geëxtrapoleerd, als een rechte lijn doorgetrokken, omdat de mens niet anders kan.

Daarbij komt dat de aanhoudende groei van het aantal inwoners van Nederland niet samen kan gaan met alle ruimteclaims voor ‘verwilderde natuur’, windturbineparken en velden van zonnepanelen, de schakelcentra voor ‘duurzame’ stroom, extra hoogspanningstrajecten en militaire oefenterreinen.

Volgens de plannenmakers gaat de Veluwe helemaal op de schop: “Op de Veluwe groeien geen dennenbomen meer, maar vooral eiken, berken en beuken. Ze worden gebruikt om
woningen in de regio mee te bouwen.”
Naaldbomen gebruiken meer water, dus die moeten weg. Hoe maakbaar kun je de natuur maken?

Verder stellen de opstellers dat zandgrond van de Veluwe zich ook goed leent voor natuurlijke waterzuivering. “Meer regenwater infiltreert in de grond en komt duurzaam beschikbaar als drinkwater. Welkom in de Veluwse waterleidingduinen!”
Dat is geen voorspelling, dat gebeurt al zolang als er op de Veluwe water uit de kraan komt. Water dat onder de Veluwe wordt opgepompt is extreem schoon en soms al 250-600 jaar oud zodat het zonder bewerking uit de Veluwse kranen stroomt. Delen van Arnhem genieten deze luxe van hoge drinkkwaliteit al lang.

Edelherten aan de Rijn

“Edelherten leven niet meer alleen op de Veluwe, maar ook in het rivierengebied. Ze hebben één aaneengesloten leefgebied gekregen.” Hiermee schetsen de denkers van Wageningen niet de situatie over 100 jaar, maar een beleid dat al decennia wordt gevoerd. Het overbruggen van infrastructuur en andere obstakels tussen Veluwe en de uiterwaarden van de Rijn is al jaren praktijk. Met snel groeiende kernen en steden op en rond de Veluwe wordt dat er niet makkelijker op.
Daar faalt deze toekomstverkenning ook jammerlijk: het stelt geen prioriteiten. Niet alles kan of moet. Maar daarover meer in de conclusie.

Samengevat de conclusie

Een document dat de tekst bevat: “Stadsmensen leven veel meer in de natuur. Waar je huis ook staat, je bent altijd zó in een natuurgebied. Na je werk maak je een ommetje door het groen. Of je gaat even kajakken vanuit je drijvende dorp”, getuigt van een dromerij van ongekende proporties.
Ook de voorspelling dat vanwege “het stijgende water veel mensen weg verhuizen uit de Randstad naar de Veluwe”, is geen toekomstdroom maar een nachtmerrie voor de nog aanwezige natuur waar de wolf beschermd moet worden in een ‘verwilderde’ natuurlijke habitat. “Om die toestroom van inwoners aan te kunnen”, gaat het rapport verder, “zijn rondom Arnhem veel nieuwe woningen nodig. Ook op delen van de Veluwe komt nieuwbouw. Stad en natuur lopen daar vloeiend in elkaar over.” Daarbij komt weer dat deze voorspelling gebaseerd is op een twijfelachtig dreigende zeespiegelstijging.

Het rapport is enerzijds een verzameling van dromerige idealen, anderzijds een opsomming van zaken die allang gaande zijn, of misschien zelfs al achterhaald. Het rapport gaat om verschillende reden mank als bruikbare verkenning van ruimtelijke ordening in Nederland.

Met teksten als “Mensen wonen in een bruisende stad, met plaats voor iedereen” worden ideologische gemeenplaatsen ingezet om te voldoen aan de huidige ‘inclusiviteitscult’. Ook op Amsterdamse trams prijken vergelijkbare teksten als ‘iedereen is hier welkom’, alsof dat een nieuw principe zou zijn.

Veel van dit soort rapporten, doorkijkjes, verkenningen zitten vol met ‘buzzwords’ en ’talkingpoints’. Het is het napraten van wat al in tientallen verkenningen staat en voldoet aan de SDG-doelen van de Verenigde Naties en de daarachter schuilgaande harde corporatistische belangen.

Voor een echte verkenning zijn harde en onomstreden basisaannames nodig; en een tijdsspanne die nog enigszins overzienbaar is. Een eeuw is absurd lang. Kijk eens wat er is veranderd tussen 1920 en 2020. Niemand kon in 1920 de komst van digitalisering, AI, smartphones, datafabrieken, gezichtsherkenning, ruimtevaart en satellieten, massa-immigratie, de Tweede Wereldoorlog en de 60 miljoen doden, de opkomst van de auto, televisie enzovoort, enzovoort voorspellen. Al deze ontwikkelingen hebben het leven onherkenbaar veranderd.

Wie op deze wijze voorspellingen doet of doorkijkjes maakt voor over 100 jaar, verkoopt gebakken lucht. Juist de komende 100 jaar zullen de ontwikkelingen mogelijk nog sneller gaan, nog onvoorspelbaarder worden.

Zitten er dan geen goede ideeën in het rapport? Zeker wel. Maar dat zijn veelal zaken die allang in uitvoering zijn. Net zoals een aantal van de slechte ideeën.

Het belangrijkste manco van deze toekomstverkenning is wel de gebrekkige of ontbrekende prioritering. In Nederland is elke vierkante meter bestemd en in gebruik. Elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, gaat ten koste van een reeds bestaande. Asfalt inruilen voor groen, lijkt zo’n prioriteitsstelling, maar is het niet. De auto is niet weg te denken als middel voor verplaatsing. Ondanks de al decennia ondernomen pogingen tot een dekkend openbaar vervoer, speelt het nog steeds een ondergeschikte rol in het vervoer van mensen en goederen. Sterker, in veel landelijke gebieden zijn busdiensten wegbezuinigd en rest alleen de auto als vervoermiddel. Zeker nu daar ook de voorzieningen als huisarts en winkels in hoog tempo verdwijnen.

Neemt niet weg dat het leuk is om alle ideeën, reëel of niet, in een fraai opgemaakt rapport te zien.

De harde realiteit, de onvoorspelbaarheid van ontwikkelingen en snoeiharde politieke en commerciële belangen zullen meer bepalend zijn voor hoe Nederlanders hier over 100 jaar leven dan deze toekomstverkenningen.

Het rapport is hier te downloaden (PDF)

Beluister onze wekelijkse uitzending van Radio Moddergat

image_pdfDownload